2022

01, maart 2022

Het hoeft niet altijd zo serieus

Vanmorgen in de supermarkt legde ik mijn boodschappen op de lopende band. Omdat ik behalve voor de mensen in huis ook graag voor onze gevederde vrienden zorg, legde ik ook een paar vetbollen neer, naast het pak diepvriesrodekool.

Op het moment dat de caissière de vetbollen pakte, zei ik: ‘Die zijn zo lekker bij de rode kool.’

‘O ja,’ zei ze, ‘vooral met pindasaus erover. Of met een kaassaus.’

‘Of ’s avonds als snack bij de borrel’, zei ik.

‘Ik geef ze altijd aan mijn kinderen mee naar school’, ging de caissière verder. 

‘Mag ik wat vragen?’ zei de mevrouw die haar boodschappen achter mij op de band begon te leggen. ‘Ik hoor u over die vetbollen. Kun je die echt eten?’

‘Nee, hoor,’ zei ik, ‘we lopen maar wat te dollen.’

‘O, wat jammer,’ zei de vrouw, ‘het leek me wel gezond, met al die zaden.’

Even dacht ik dat ook zij een grapje maakte, maar zij was bloedserieus.

Soms moet je opletten met wat je zegt. Niet iedereen heeft door wat je daadwerkelijk bedoelt. Zo was ik laatst in de apotheek, en op het moment dat ik mijn potten met pillen en dozen met injectiespuiten stond in te pakken, flapte ik er uit: ‘Als ik dood ga, mag ik niet eens gecremeerd worden, maar moet ik bij het chemisch afval.’ De apotheker schoot in de lach, maar de man achter me reageerde geschokt. Hij was in de veronderstelling dat dit werkelijk zo was.

Of neem het moment dat een van mijn vrienden weer hevig last had van psoriasis en, tussen twee behandeltrajecten in, een spoor van schilfers achterliet. Ik wist dat hij ook last van zijn rug had en graag op een rechte stoel zat. Dus toen hij langskwam, pakte ik een keukenstoel en zei: ‘Met al die schilfers kun je maar beter hierop gaan zitten.’ Hij rolde zowat van die stoel van het lachen, maar in het gezelschap verstomde het gesprek.

Het is niet voor iedereen duidelijk wanneer we een grapje maken en wanneer niet. En grapjes over psoriasis zijn natuurlijk altijd een beetje tricky. Vooral omdat soortgelijke opmerkingen over schilfers ook worden gemaakt door mensen die het echt rot bedoelen. Maar als we onder elkaar zijn, met mensen die we kennen, dan mag de druk best wel eens van de ketel.

Toen ik een keer met een paar ‘psoriasis-collega’s’ ging eten, wilden we beginnen met een krabcocktail, omdat we doorgaans niet mogen krabben. En na afloop, bij de koffie, wilden we graag schilfertruffels. Liefst van die witte, omdat we nu eenmaal vertrouwd zijn met witte schilfers.

In december wil ik nog wel eens roepen dat mensen met psoriasis altijd een witte kerst hebben. 

Het hoeft niet altijd zo serieus. Een beetje galgenhumor mag best. Psoriasis hebben is al serieus genoeg.


02, juni 2022

Fietshelm

Ik val maar meteen met de deur in huis: ik heb een fietshelm gekocht.

Vroeger legde ik de meeste afstanden per racefiets af. En had ik me tot doel gesteld om op vrije dagen minstens 25 kilometer per dag te fietsen. Dat lukte aardig. Totdat ik last kreeg van mijn gewrichten, en op een gegeven moment het fietsen helemaal niet meer ging. Vooral lastig werden het vasthouden van het stuur en het kracht zetten op de trappers.

Die problemen zijn opgelost. Om mijn polsen draag ik braces, die voldoende steun geven. En jaren geleden al heb ik een elektrische fiets aangeschaft. Inmiddels ben ik in het bezit van een tweede exemplaar, want de oude werd moeilijk te bedienen. Modernere fietsen hebben modernere knopjes, die ook met onhandige handen goed te bedienen zijn.

Overal om me heen hoor ik dat e-fietsers een gevaar op de weg zijn. Soms zie ik ook wel mensen voorbij racen op een manier waarvan ik denk: als die vallen, is er geen hersenletsel mogelijk, want hersens hebben ze niet.

Zelf fiets ik niet zo hard. Vroeger op mijn racefiets tikte ik hoge snelheden aan. Tegenwoordig ga ik niet harder dan wanneer ik op een gewone fiets zou rijden. Het gaat mij om de ondersteuning die de motor biedt. Ik fiets ‒ voor mijn doen ‒ op een sukkeldrafje met de wind in de rug. Mijn kruk kan ook mee, ingenieus met knuttels aan mijn stuur en voorvork gebonden. Dus als ik mijn fiets ergens neerzet, kan ik lopend mijn weg vervolgen.

Vorig jaar ben ik met de fiets gevallen. Niet omdat ik te hard ging, maar juist omdat ik te langzaam fietste. En als je te langzaam fietst, verlies je de balans. Ik zeeg feestelijk ter aarde. Daarbij had ik gelukkig nog wel de tegenwoordigheid van geest om mijn handen in te trekken, zodat ik niet op mijn toch al door artritis geplaagde gewrichten terecht zou komen. Het resultaat was een flinke wond op mijn knie, waar ik een paar maanden zoet mee was voordat hij eindelijk heelde. Nu prijkt er een fijne psoriasisplek op die knie. Om mij eraan te helpen herinneren dat ik vooral voorzichtig moet zijn.

In het verleden heb ik ook wel eens iemand zien vallen met de fiets. De vrouw hield een paraplu in de hand en toen de wind daaronder sloeg, viel ze en kwam met haar hoofd op de stoeprand terecht. Maanden later kon ze zich alleen nog in een rolstoel voortbewegen.

In de stad waar ik woon is het druk met fietsers. In het natuurgebied dat onze stad omringt, wordt het ook steeds drukker. De fietspaden zijn betrekkelijk smal en liggen vol losse tegels. Daarom besloot ik dat het wellicht toch veiliger is om een fietshelm aan te schaffen. Eerlijk gezegd vind ik het geen gezicht en moet ik er nog erg aan wennen. 

Toen ik thuiskwam met mijn nieuwe helm zette ik de radio aan. Toevallig was er net een item over fietshelmen op het nieuws, namelijk dat er stemmen opgaan om helmen voor elektrisch fietsende zestigplussers verplicht te stellen. Ik zou zeggen, doe dat voor iedereen, want ook de hersenen van zestigminners zijn kostbaar. Maar ik vond het wel grappig dat ik de wetgevers een keer voor ben, met mijn fietshelm.


03, september 2022

Lopen in het zwembad

Tegenwoordig ben ik weer heel sportief. Nou ja, voor mijn doen dan. Zolang het mooi weer is, probeer ik iedere dag een fietstochtje te maken. Dat lukt niet altijd, maar ik doe mijn best. Ik heb ontdekt dat mijn heup geen pijn doet als ik fiets. Zodra ik zit of loop, laat die heup zijn aanwezigheid duidelijk voelen. Dus als het weer het toelaat, stap ik zoveel mogelijk op de (elektrische) fiets.

Daarnaast ‘zwem’ ik eens per week. Niet zwemmen zoals zwemmen bedoeld is, maar ik beweeg me in een zwembad. Natuurlijk heb ik ooit een zwemdiploma gehaald. Dat was nadat ik van mijn zus in de Reeuwijkse Plassen had leren zwemmen. Met mijn schilferende huid mocht ik immers het zwembad niet in. Afzwemmen mocht wel, na eerst te hebben bewezen dat ik aan de eisen voldeed. Maar zwemmen en ik zijn nooit vrienden geworden. 

Het wekelijkse ‘zwemmen’ heeft dan ook niets met zwemmen te maken. Samen met veertien andere mensen, die ook allemaal een reumatische aandoening hebben, beweeg ik onder begeleiding van een fysiotherapeut in het water. Op het diepste punt is het zwembad anderhalve meter diep, zodat je er met gemak kunt staan en lopen. Dat doen we dan ook veelvuldig. We doen allemaal loopoefeningen en rek- en strekdingen. Verbazingwekkend hoeveel je kunt als je in het water bent en niet geplaagd wordt door de zwaartekracht. Ik kan dan ineens weer ‘normaal’ lopen, zonder om te vallen. Ik kan staand op een been oefeningen doen die ik op land niet zou kunnen. Zelfs dat op één been staan is op de kant al heel lastig voor mij. 

We hebben veel plezier in het water, tijdens de oefeningen en tijden de spelletjes die een lastige oefening camoufleren. Dat komt doordat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. En waar we op de kant allemaal een beetje aan het strompelen zijn, al dan niet met krukken, kunnen we in het water ineens alles. Ook dat stemt vrolijk. 

In het verleden werden deze ‘zwemsessies’ door de plaatselijke reumavereniging georganiseerd. Die is inmiddels opgeheven. Nu regelen we het zelf, met een fysiotherapeut die de oefengroep leidt en die het contract met het zwembad heeft overgenomen. 

Ik merk dat die wekelijkse oefeningen in het zwembad mij goed doen. Ik bouw weer conditie op en ben weer een stuk soepeler. De middag en avond na het zwemuur ben ik geheel uitgeput, maar daarna ben ik weer helemaal fit.

Nu las ik een artikel over de gevolgen van de klimaatverandering. Het deel van Nederland waar ik woon, zou ongeveer anderhalve meter onder water komen te staan. Even flitste het door me heen: anderhalve meter water…. dan kan ik tenminste goed lopen. Maar nee, zo werkt dat natuurlijk niet. Laten we het maar bij het zwembad houden.


04, december 2022

Spiekbriefje

Ik ben niet goed in vakantie. Dat wil zeggen, in het plannen van vakantie.

Vroeger zeilden we veel. De eerste jaren voeren we met onze boot op het IJsselmeer en de Waddenzee, later in de Zeeuwse wateren en de Noordzee. Onze plannen hingen af van het weerbericht en vooral van de windrichting.

Ook gingen we geregeld met een tentje op pad, en dat verliep al net zo ‘ongepland’. In de tijd dat er nog geen euro was, ging ik op de vrijdag voor de vakantie naar het postkantoor. Dan deed ik mijn ogen dicht en prikte blind op het bord van de geldkoersen welke valuta ik zou wisselen. Daarna belde ik mijn vriend (nu al jaren mijn man) en vertelde waar de reis naartoe ging, gevolgd door een gang naar de ANWB om de reis- en kredietbrief, de wegenkaarten en een talengidsje te regelen. Een aantal keer prikte ik op de Italiaanse lire en trokken we naar Italië. Ook kwamen we enkele malen in Joegoslavië en een keer in Zweden terecht. Maar het vaakst kampeerden we in Frankrijk, dat ook na de invoering van de euro mijn favoriete vakantieland bleef. 

Een paar jaar geleden ging het zeilen niet meer. Mijn artritisgewrichten hadden er geen zin meer in en zorgden zelfs voor gevaarlijke situaties. De boot werd ‒ met pijn in het hart ‒ van de hand gedaan. Inmiddels zijn mijn gewrichten ook niet meer zo dol op een tentje. Dat is jammer, want zowel met de zeilboot als met de tent bleven we nooit lang op een plek. Eén keer hebben we een huisje gehuurd in Frankrijk. Dat was mooi, maar na drie dagen begon het al te kriebelen.

Afgelopen zomer hebben we wat korte tripjes gemaakt. Een tropische vakantie in eigen land. Om af te koelen zijn we ook drie dagen naar de Normandische kust afgereisd. Daar zaten we op een avond heerlijk te genieten van het diner, op het terras van een visrestaurant, toen aan het tafeltje naast ons een stel neerstreek. Ze begroetten ons in het Frans, maar gingen onderling al snel over op het Zweeds. Omdat ik tijdens de lockdown Zweeds heb geleerd, kon ik hun gesprek bijna helemaal volgen. Best interessant, vooral omdat naast de voorbijgangers ook alle bezoekers op het terras de revue passeerden. Wij kwamen er gelukkig positief van af.

Natuurlijk borrelde bij mij al snel het plannetje op om bij het verlaten van het terras het stel in het Zweeds nog een fijne vakantie toe te wensen. Ik had mijn zin al klaar en in gedachten oefende ik even (God kväll, ha en trevlig fortsättning på semestern). De voorpret was groot. Maar bij het afrekenen maakte de eigenaresse van het etablissement een uitgebreid praatje met ons. Ik kan me goed redden in het Frans en stond dus in de modus ‘Franse taal’. Met als gevolg dat hij bij het verlaten van het terras weg was, de Zweedse zin die ik wilde uitspreken. Ik wist hem niet meer. Helemaal blanco. Ja, vijf minuten later, toen wist ik hem weer.

Precies hetzelfde gebeurt me soms in de spreekkamer van mijn reumatoloog. Van tevoren weet ik precies wat ik wil vragen, maar op het ‘moment suprême’ is het verdwenen. Daarom neem ik vrijwel altijd een ‘spiekbriefje’ mee naar de dokter. Om er zeker van te zijn dat ik geen enkele belangrijke vraag vergeet. 


terug